Hoofdmenu:
Zondag 13 februari 2011
"We doen gewoon net alsof ik beter ben", concludeerde ik half december, met instemming van de oncologe die me die middag lichamelijk had onderzocht.
Dat ‘net doen alsof’, gaat me de laatste weken steeds beter af. Of juister gezegd: "het lijkt haast of ik werkelijk weer beter bén!".
Zo ben ik als vanouds aan het tennissen en werk ik weer mijn drie dagen per week -
Dat is – ik geef het toe – natuurlijk een flinke ‘kankerreminder’, maar voor een sportfanaat als ik tegelijk ook heel gezellig en leuk. "Ja Truus*, schiet hem erin", riep ik de eerste middag naar een teamgenoot aan wie ik de door mij met veel moeite veroverde bal speelde, terwijl zij met twee andere teamgenoten voor de goal stond te kletsen. Ze keek verschrikt op, ontdekte de bal en trapte er warempel tegenaan.
Inmiddels ben ik niet meer de enige die tijdens een potje zaalvoetbal luidkeels aanmoe schreeuwt en zijn de meesten gewend aan het spelen van partijtjes (behalve voetbal ook bijvoorbeeld basketbal of korfbal). Ook al probeerde een van de dames laatst de net veroverde bal in de eigen korf te gooien. "Misschien kunnen de teamleden Wies* nog even de regels uitleggen", adviseerde de begeleidend fysiotherapeut droogjes.
Een ander kenmerk van ‘beter’ en het gewone ritme zijn de wekelijkse bezoekjes aan de markt, als ik ’s morgens naar mijn werk fiets.
"Hoe gaat het?", vroeg de marktkoopman de eerste ochtend met veel nadruk. Ik had het afgelopen jaar nog regelmatig -
Het ‘net doen alsof ik beter ben’ wordt tenslotte en niet als minste reden, natuurlijk ook vergemakkelijkt door mijn haar.
"Wat is het kort!" Die woorden lagen op het puntje van mijn moeders tong vorig weekend, maar ze slikte ze nog net in, zich herinnerend dat het om prille nieuwgroei gaat. Ik bedoel maar: als je mij ziet is niet meer het eerste wat je denkt: ‘goh, chemo gehad zeker’.
In maart is mijn volgende controle. Tot die tijd en hopelijk ook daarna, ga ik lekker verder met ‘net doen alsof ik beter ben’!
*De namen zijn verzonnen(-