De tweede mening - Wietske Dijkstra - auteur

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

De tweede mening

Donderdag 22 april 2010

We zijn in de vroege ochtend van huis vertrokken, maar arriveren toch te laat in het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis in Amsterdam. Niemand wordt boos. "Er staat veel file hè", zegt de mevrouw bij de centrale aanmeldbalie vriendelijk. Met een patiëntenpas lopen we weer naar buiten, naar de naastgelegen mamapoli. De ‘beste van Nederland’, volgens de Libelle award die op de balie staat te pronken. Daartegenover de wachtruimte, met verse koffie en thee. Zodra de gegevens van mijn MRI-scan in Amsterdam zijn gearriveerd, zullen we met de chirurg spreken.
Voor de balie drentelt een man op en neer. "U zoekt een toilet hè", zegt de baliemevrouw. "Ja, dat dacht ik al", zegt ze, als de man bevestigend knikt. "Die is hierachter" en wijst hem vriendelijk de weg.

"Mevrouw Dijkstra?" Een slanke vrouw met lang blond haar kijkt de wachtruimte in. We pakken onze spullen en lopen op haar af. Met een stevige handdruk stelt ze zich voor als onze chirurg en we volgen haar de spreekkamer in. Ja, de uitslag van de MRI heeft ze ontvangen. "Dat is een tegenvaller hè", zegt ze begripvol.
Als ik met ontbloot bovenlijf op de onderzoekstafel lig, vertel ik haar van de onderzoeken tweeënhalf, twee en anderhalf jaar geleden. Dat die tumor daar misschien al die tijd, onopgemerkt, heeft gezeten. Ze kijkt me meelevend aan, legt een hand op mijn schouder. Ik probeer haar te laten zeggen dat de kans op uitzaaiingen (waarop ik binnenkort wordt getest) vast heel groot is. Maar dat doet ze niet. "Daar kun je niets van zeggen. De één heeft uitzaaiingen terwijl de tumor klein is. De ander heeft géén uitzaaiingen terwijl de tumor heel groot is. Ja, ook groter dan vijf centimeter."

Voor een mammografie, echo en puncties moeten we naar het hoofdgebouw. Terug door de gang van de mamapoli, die volhangt met foto’s van gereconstrueerde borsten, met vrolijke vrouwengezichten daarboven. Ik bekijk ze afwezig. Als ik uitzaaiingen heb word ik helemaal niet geopereerd, laat staan gereconstrueerd.
In het hoofdgebouw sluiten we aan in een rij waarin mensen met kale hoofden en hoofddoekjes overheersen. De verkeerde, ontdekken we na een tijdje wachten. Deze is voor bestraling. Wij kunnen direct doorlopen naar een wachtkamer om de hoek, waar we dezelfde mensen terugzien als in de wachtruimte bij de mamapoli. Om de beurt worden we binnengeroepen, ik als laatste.
"Ik zet ze niet te strak", zegt de röntgen laborante over de loden platen waartussen mijn rechterborst geplet wordt. "Het is toch al bekend dat daar wat zit."

‘s Middags horen we de uitslagen (en het behandeladvies) van een gespecialiseerd verpleegkundige.
Zij vertelt dat uit de punctie van vandaag is gebleken dat de kanker niet alleen in mijn okselklieren zit (wat ik eerder al van mijn verpleegkundige in Den Bosch te horen had gekregen) maar ook nog in mijn hals, onder mijn sleutelbeen. "Maar", zegt ze ter geruststelling, "dat is nog steeds hetzelfde gebied."
Het Amsterdamse behandeladvies geldt – net als in Den Bosch – alleen voor het geval er géén uitzaaiingen elders in mijn lichaam zijn – dus de uitslagen van de komende onderzoeken op kanker in botten, lever en longen moeten we afwachten.  
Mochten die uitzaaiingen er niet zijn, dan adviseren ze, anders dan de Bossche medici hadden bedacht, om éérst chemo te geven en dan pas te opereren. Het Antoni van Leeuwenhoek volgt daarin een afwijkend protocol. "In Nederland is standaard dat een tumor kleiner dan vijf centimeter eerst geopereerd wordt en dat daarna chemo wordt gegeven" legt de verpleegkundige uit. "Wij starten al met chemo als de tumor groter is dan drie centimeter of als er uitzaaiingen zijn in de oksel."
Dat heeft twee redenen, verklaart de verpleegkundige. "Ten eerste kun je dan zien of de chemo aanslaat en zo nodig halverwege switchen naar een ander soort chemo. Als je eenmaal geopereerd bent is alles immers weg en kun je niet zien of de chemo aanslaat." Tweede reden is dat de tumor kleiner wordt en daardoor bij operatie een kleiner gebied weggehaald hoeft te worden. "Maar", zegt ze, "bij een lobulair carcinoom werkt dat vaak niet zo. Zo’n tumor is al verspreid over een groot gebied en valt hooguit uit elkaar, waardoor je nog steeds een groot gebied moet weghalen."
"Nee’, zegt ze desgevraagd. "Er is nog niet aangetoond dat deze methode betere resultaten oplevert. De onderzoeken laten nog geen overlevingsvoordeel zien. Als dat zo was, was het in heel Nederland al protocol."

In de auto terug naar huis laten we de verschillende adviezen op ons inwerken.
De vroegste datum waarop ik, in het Antoni van Leeuwenhoek, met chemo zou kunnen starten, is 18 mei. Dat voelt veel te laat. Dan zit ik nog langer met dat lobulair carcinoom opgescheept.
Aan de andere kant zijn we onder de indruk van de deskundigheid en professionaliteit van iedereen die we vandaag hebben gesproken.  
Mijn huisarts zegt het desgevraagd zo: "Bijna alle behandelmethoden die nu in Nederland met veel succes gebruikt worden zijn eerst door het Antoni van Leeuwenhoek uitgeprobeerd."

 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu