Eerste kuur valt mee - Wietske Dijkstra - auteur

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Eerste kuur valt mee

Donderdag 3 juni 2010

Vandaag had ik mijn eerste chemokuur en het is me alleszins meegevallen!
Het infuus is niet gaan lekken - mijn grootste angst - en ik ben er ook niet direct dood bij neergevallen. Dat laatste was natuurlijk niet te verwachten maar evenzogoed spookte dat wel door mijn hoofd.
Mijn angst voor het infuus komt door de keren dat ik misgeprikt werd en het infuus gelekt heeft. Zo’n lekkage moet je bij die giftige chemo echt niet hebben. Ook vandaag ging de eerste prikpoging mis, maar de aardige verpleegster haalde er toen direct de beste prikker van de afdeling bij: Stefan.
"Dan moet er toch altijd een man bijkomen", reageerde Walter prompt.
Stefan vond een goed vat, prikte daar middenin en bleef mij vriendelijk bevestigen dat het infuus goed zat, ook nadat dat ik dat drie keer (of was het acht keer?) had gevraagd.
Toen het infuus na het rode chemo-goedje (de eerste van de drie soorten en naar verluidt de gemeenste), nog steeds niet gelekt had, begon ik praatjes te krijgen. Wel bleef het fijn dat ik op een bed lag en af en toe mijn ogen dicht kon doen.
Het was ook een genoegen om te zien hoe Walter - met zijn leesbril op - de etiketten van de chemozakjes aan de infuuspaal secuur bestudeerde, de volgorde nauwgezet in de gaten hield en later een handdoek over mijn koude voeten legde en met zijn hand de mijne warmde - terwijl hij verder doorlas in een tijdschrift.

Na afloop (het duurde van ongeveer 10.30 tot 14.00 uur) kon ik zonder problemen naar de auto lopen, hoewel het voelde alsof ik net uit een draaimolen gestapt was. "Dat kan ook komen omdat je net gelegen hebt", opperde Walter, "of omdat je iets moet eten en, of, misschien toch ook wel door het goedje dat je ingedruppeld hebt gekregen." Daar moesten we om lachen.
Bovendien weet hij best dat zo'n chemo iets met je kan doen, want telkens als ik in het eerste uur na onze terugkeer blij en opgetogen zei dat het me alles meevalt, zei hij dat ik niet te vroeg moet juichen en het even moet afwachten.
"Dat is ook zo", beaamde ik, "maar het begin is veelbelovend".

Inmiddels loopt het tegen zessen. Ik heb een paar pittige uurtjes achter de rug, waarin het draaimolengevoel sterk overheerste. Dat is eigenlijk nog steeds zo, maar dit typen maakt het niet erger. Afleiding helpt kennelijk ook.
Hopelijk raakt die draaimolen morgen, of overmorgen - na veel water drinken, boeken lezen en Roland Garros-kijken - uit zicht.





 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu