Geen bikkel - Wietske Dijkstra - auteur

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Geen bikkel

Zaterdag 17 december 2016

Eigenlijk had ik de vorige keer op het moment van verzenden al spijt dat ik schreef over ‘bikkel-zijn’. Ik deed het om te benadrukken dat ik gevoelig ben voor zo’n reputatie. Met een bikkel wil ik best geassocieerd worden als het gaat om simpele dingen zoals sporten in de stromende regen of dagelijks de trap nemen naar mijn werkkamer op de 5e verdieping. Maar voor wat betreft chemo’s? Nee! Dan ben ik een bevend rietje.

En dat rietje beefde de dagen ná de kuur nog lustig voort. Ik bleef maar misselijk en werd, mede dankzij fikse diarree, ook steeds slapper. Een blokje wandelen in slakkengang hield ik amper langer dan 10 minuten vol. In de nacht van zondag op maandag leek mij een scenario van spoedige-dood-door-chemo akelig reëel. Maar met hulp van extra medicatie vanuit het ziekenhuis kreeg ik maandag de diarree onder controle en de misselijkheid terug naar een niveau van latente aanwezigheid. Vanaf toen voelde ik me iedere dag weer ietsie pietsie beter. Met als happy end de dag van gisteren en vandaag.

Gisteren bezocht ik, op dat spoor gezet door een ziekenhuisverpleegkundige, de acupuncturist van een goede vriendin. Voor het eerst van mijn leven heb ik de naaldjes in me laten steken die ik tot dan toe alleen kende uit de reclame van ‘Even Apeldoorn bellen’. En ik kreeg er bovendien nog een zalige hoofdmassage als toetje. Hoe dan ook. Voorafgaande aan het bezoek voelde mijn maag als een samengebalde vuist, die dankzij een halve strekking van de wijsvinger, mondjesmaat inbrengen van voedsel toestond. Ná de behandeling was van een samengebalde vuist geen sprake meer, maar stonden duim, wijs-, middel- én ringvinger weer open. Mijn misselijkheid, kortom, was weg! Walter, die ik steeds had moeten uitleggen wat ik met latente misselijkheid bedoelde, en uit voorbeelden als het steeds moeten kokhalzen tijdens het tandenpoetsen, had afgeleid dat het toch vooral psychologisch was, noemt het verdwijnen van de misselijkheid ‘een mentale kwestie’. Ikzelf schuif dit fantastisch effect toch echt op het conto van de goed gestoken naalden.

Het tweede happy end, dat van vandaag, bewaar ik voor straks. Eerst naar afgelopen dinsdag, toen we een afspraak hadden met de oncoloog. Zij legde uit dat een chemokuur wordt samengesteld op basis van lengte en gewicht van de patiënt en dat ik 100% had gekregen. Uit de mij overkomen narigheid maakte ze op dat mijn metabolisme (stofwisseling) daartegen niet is opgewassen en dat ik daarom voor de volgende keer 75% zou krijgen, waarmee mogelijk hetzelfde effect kan worden bereikt.
‘De volgende keer’, interrumpeerde ik op geëxalteerde toon. ‘Ik weet niet of er wel een volgende keer komt! Ik vind doodgaan makkelijker dan een chemo ondergaan.’ Wat natuurlijk een boude, en weinig op ervaring berustende bewering is, want doodgaan heb ik alleen nog maar als gedachtenexperiment doorleefd.
Het was voor mijn oncoloog in ieder geval aanleiding genoeg om af te spreken dat ik niet, volgens planning, komende maandag met mijn tweede chemo begin, maar dat ze me maandag belt, om te horen of ik de volgende dag, dinsdag 20 december, wel of niet ga starten met de volgende.

En dat is deze week de hamvraag in huize Dijkstra – Van Engelen, waarop het antwoord nog niet daar is. We weten dat na één kuur nog niet zichtbaar is of de chemo werkt. Dat effect is pas zichtbaar na vier kuren. Ook is natuurlijk wel ongeveer uit te tekenen wat er gebeurt als ik het niet doe. Dan is het beetje hoop, waarover ik eerder schreef, feitelijk vervlogen. Vraag is natuurlijk: hoeveel hoop is er nu? Bij (maar) 40 % van de patiënten helpt de chemo tegen de kanker. Bij de andere 60% groeit ie tijdens de chemo gewoon verder (en word je dus dubbel ziek). En wat te denken van de op winst beluste farmaceutische industrie, kloppen die lovende verhalen over de chemo wel? Ik denk dan: gewone burgers moeten betalen als je gif wéggooit, kankerpatiënten, althans hun zorgverzekeraars, betalen zich blauw om het gif te kríjgen.

Ach. Rationeel zou ik de keuze wel kunnen maken, maar fysiek en emotioneel is het lastiger. Nog eens een gifinfuus toestaan, terwijl alles in mij schreeuwt dat DIT NIET GOED VOOR MIJ IS. Walter praat als brugman. ‘Alle ziekenhuizen hebben als protocol het starten met vier kuren. Het is even acht weken afzien, maar je bent zo sterk, ik ga ervan uit dat we dit voorjaar weer samen tenniscompetitie spelen.’ Floor heeft me, bewonderenswaardig genereus, al laten weten dat ze mijn keuze zal respecteren.

Ik ben er nog niet uit. Ik houd jullie op de hoogte. Afhankelijk van mijn fysieke en mentale toestand kan een nieuw bericht, net als deze keer, wat langer op zich laten wachten. Zoals het me de afgelopen chemoweken ook nauwelijks is gelukt om, zoals ik steeds graag doe, de lieve en aardige berichten die ik via fysieke en elektronische post ontvang, te beantwoorden. Ook dat komt hopelijk nog.

En nu dan nog het beloofde happy end van vandaag. Op het programma stond een reguliere golfafspraak met Judith. ‘Misschien houd ik twee holes vol’, zei ik haar van te voren, ‘of heel misschien vijf’. Maar we liepen er negen. NEGEN. Het was fantastisch, geweldig, uitzinnig! En Walter had er vanzelfsprekend, weer een nieuw argument vóór voortzetting bij: ‘Als je na elke chemo negen holes kan lopen…’

 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu