Hoofdmenu:
Woensdag15 Februari 2017
Het was knap ingewikkeld om keuzes te maken. Niet alleen het vakantiedilemma maakte het lastig, nieuwe vragen naar aanleiding van ons bezoek aan Rotterdam verhoogden de keuzestress. Daar in het Erasmus MC spraken we gisteren met een jongeman die vertelde dat hij "de coördinator" is, professor Van Eijck zagen we alleen toen hij andere patiënten uit de wachtkamer naar binnen riep. De coördinator was een goede vervanger. Hij had de tijd en kon veel informatie geven. Hij begon met de mededeling dat de chemo goed heeft gewerkt omdat de tumor wat kleiner is geworden (4 mm) en er nog steeds geen uitzaaiingen zijn. Wij zijn intussen wel gewend aan al die verschillende berichten over de uitslag van de CTscan en namen dat ter kennisgeving aan. Lastig werd het toen hij begon over de acht chemokuren die ze in Rotterdam standaard voorschrijven. Dus vier meer dan ik er heb gehad. Hij vertelde dat internationaal bijna iedereen start met acht chemokuren en dat ze het in Rotterdam ook niet voor niets doen. ‘De chemo zorgt ervoor dat er geen uitzaaiingen komen’, legde hij uit. ‘En’, vervolgde hij, ‘uitzaaiingen zijn het grootste probleem. Pak die zo hard mogelijk aan.’
Eerder had hij al duidelijk gemaakt wat het doel is van alle behandelingen waarover ik me informeer, namelijk: ‘zo lang mogelijk blijven leven’. Om die reden gaan ze zelfs in Rotterdam met hun beroemde chirurg, niet snel meer over tot een operatie die je lichaam verzwakt. ‘Er is maar een heel klein percentage dat geneest. Niemand weet of je door een operatie langer leeft.’ En dat heeft weer alles te maken met de soort kanker. Alvleesklierkanker gedraagt zich anders. ‘Het is niet zo dat als je het er uit haalt, het er dan niet meer is.’ Bijna altijd, begreep ik, komt het agressief terug in uitzaaiingen.
Goed, die informatie hadden we en daarmee reden we terug naar huis. Walter aan de boterhammen en ik, Moerman-
Ik had me voorgesteld al vanuit de auto met Amsterdam te bellen, vervolgens thuis aan jullie een stukje te typen en daarna nog lekker naar tennistraining te gaan. Maar zo ging het gisteren niet. Ik dommelde in, zó diep dat ik thuis direct de bank op zocht en later amper meer kon praten. Mijn tong leek niet meer te werken, ik wist niet meer wat voor en achter was. ‘Ze zullen wel zeggen dat ik gewoon even moet slapen’, zei ik tegen Floor, toen we een uurtje later overlegden of ik de dokter moest bellen. ‘Mama’, antwoordde ze, ‘als je tong het niet doet, is het niet logisch om te gaan slapen.’ Dat vond ik behoorlijk helder en belde daarom naar de huisartsenpost. Nadat we een afspraak hadden gemaakt, stond toevallig onze huisarts voor de deur en konden we de huisartsenpost weer afzeggen. De dokter controleerde mijn urine die ik op zijn advies in een theeglas had opgevangen en voor hem op de eettafel had gezet. ‘Urine ontsmet!’’ reageerde de dokter op Floors hoorbare afgrijzen. ‘In de woestijn plassen ze over wonden heen!’ Het overtuigde Floor niet, maar mijn urine was in orde. Bovendien trok mijn gezicht niet scheef en praatte ik weer normaal. Zijn advies: rustig aan en niet tennissen.
Later die avond was alles best weer goed met me. Het zal wel keuzestressitus zijn geweest. En vanmorgen hebben Walter en ik de knoop doorgehakt. We gaan naar Amsterdam én we gaan op vakantie! De arts-