Nummer drie - Wietske Dijkstra - auteur

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Nummer drie

Woensdag 14 juli 2010

Mijn strategie was deze keer helder, simpel en tegengesteld aan de manier waarop ik aan de tweede chemo begon, toen ik nog helemaal opgelucht en blij was dat de eerste keer zo goed ging. Nee, deze keer heb ik alle zeilen bijgezet om er heel erg tegenop te zien.
Dat werkt.
Het valt reuze mee. Niet het gevoel gehad dat mijn hoofd uit elkaar klapt – met dank aan mijn oncoloog die me vanmorgen desgevraagd heeft gezegd dat dat niet kan. En tja, duizelig en een beetje misselijk ben ik wel, maar vanmiddag heb ik flink liggen soezelslapen - net als in het ziekenhuis, terwijl het gif erin druppelde - en dat doet ook goed. Bovendien heb ik natuurlijk geen soep gegeten in het ziekenhuis.  
Daarnet langzaam en met smaak gegeten en nu is het al 19.05 uur. Het ergste (en het was dus niet zo erg vandaag) is alweer achter de rug.
Dat is mooi hè. Op naar de vierde!

Ligt een man naast me in het ziekenhuis. Kaal, op leeftijd. Bijna aan het einde van mijn indruppelsessie vandaag vertelt hij me - in dialectloos ABN en met dezelfde ontwikkelde dictie waarmee ik hem deze ochtend ook al met de verpleegkundigen had horen spreken - dat hij lymfeklierkanker heeft en dat het ook in zijn botten en prostaat zit en misschien ook in zijn lever. Hij laat een stilte vallen en kijkt me aan.
"Borstkanker", beantwoord ik de onuitgesproken vraag.
"Ach wat vreselijk", zegt hij, "dat is de ergste ziekte voor een vrouw".
"Nou", zeg ik, "het mooie eraan is".
"Ik kan er niets moois aan ontdekken", onderbreekt hij me.
Ik ga rechterop in mijn bed zitten en vervolg: "het mooie eraan is dat - omdat het zo vaak voorkomt en daardoor veel is onderzocht - de genezingskans heel groot is." (In gedachten voeg ik daaraan toe dat mijn kans om deze kanker tien jaar te overleven 75 procent bedraagt. Zonder chemo en hormonen zou dat na de operatie slechts 35 procent zijn, zo heeft de oncoloog mij vanmorgen verteld.)
Mijn buurman schudt zijn hoofd. Een paar maanden daarvoor, toen hij na zijn eerste chemo heftige koorts kreeg en in het ziekenhuis moest blijven, lag er een jonge vrouw van 36 naast hem, wier beide borsten vanwege borstkanker waren verwijderd. "Ze lag de hele nacht te huilen", zegt hij. "Dat is toch vreselijk. Je raakt een groot deel van je vrouwelijkheid kwijt."
Mijn blik glijdt schuin rechts naar beneden, over de mooie prothese die ik deze week heb gekocht, samen met een kleurrijke tankini (een bikini met een heel lang bovenstuk). Dat bovenstuk kan ook als hemdje gedragen worden en dat heb ik die dag direct ook gedaan, genietend van de wetenschap dat in dit strakke kledingstuk, met die mooie prothese, niet te zien is welke borst nu nep of echt is. Afgelopen zaterdag werd het nog leuker, want heb ik voor het eerst sinds lang gezwommen - in die tankini, in de IJzeren Man en in het gezelschap van mijn Groningse zus Margo en onze gezinnen.
Hele of halve vrouw: plezier vermag ook wat!


 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu