Superfit (17 juli 2014) - Wietske Dijkstra - auteur

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Superfit (17 juli 2014)

“Goed te lezen dat je superfit bent”, schreef een vriendin in reactie op mijn aankondiging mee te doen aan de DamtotDamloop voor Mama Cash. Superfit! Voor haar misschien een logische conclusie, voor mij vooral een ‘wake-up-call’. Natuurlijk, mijn voornemen om op zondag 21 september 16,1 kilometer te lopen, komt niet uit de lucht vallen. Ik ren twee keer per week. Iedere woensdagmorgen en nog een keer in het weekend. Maar de afstand is nooit 16,1 kilometer.

Op woensdagmorgen lopen Anita en ik tijdens het kletsen ongeveer tien kilometer, maar dat gebeurt in een laag tempo en bovendien nog eens afgewisseld met periodes van rekken en strekken. Het weekendrondje bedroeg tot voor kort slechts een – vanuit het oogpunt van de a.s. 16,1 km - lachwekkend aantal van vijf kilometer. Die route van en naar onze voordeur via Aa en StenenKamerplas is inmiddels gegroeid naar zeven kilometer. Gevolg van het Máxima-kanaal-in-aanbouw dat een onverbiddelijke streep heeft gezet door de mooie bosschages achter de StenenKamerplas, waar het zo fijn onverhard lopen was.

De afgelopen weken voerde ik het tempo in dat weekendrondje op, dromend over het rennen van de DamtotDamloop binnen anderhalf uur of, voor zover dat niet zou lukken, toch in ieder geval een looptempo van 10 km per uur. Die gemiddelde snelheid kan ik inmiddels volhouden over mijn zeven kilometer. Maar ja, op 21 september ben ik dan nog niet eens halverwege.

Daarom was het tijd voor een volgende stap. Een loopje van twaalf kilometer in een tempo van 10 km per uur. Tot een kilometer of vijf, zes leek dat een goed en haalbaar plan. Daarna was er iets of iemand in mijn hoofd (en lijf) die overtuigend aandrong op het nemen van de snelste weg naar huis, waar ik drie loodzware kilometers later arriveerde. Uitgeput las ik op mijn horloge dat ik het looptempo van 10 km/uur had gehaald, maar dat de afstand slechts 9,5 kilometer bedroeg. Zucht.

Toen de uitputting na een paar dagen uit mijn lichaam was verdwenen, haalde ik van het internet een schema dat in tien weken moet leiden naar een probleemloze 10 mijl. Bovendien kopte de krant: ‘Oude hardlopers behouden jonge pezen’. Genoeg reden om door te zetten. Vol goede moed liep ik drie dagen geleden mijn eerste intervaltraining. Zes keer vier minuten harder hardlopen, afgewisseld met twee minuten wandelen. Bij thuiskomst kon ik me niet heugen ooit eerder zo moe te zijn geweest van een rondje hardlopen. De spierpijn in de achterkant van mijn bovenbenen blijft ook hardnekkig hangen.

Er is, kortom, van grote fitheid nog geen sprake. Maar er gloort hoop. Mijn vakantie is aangebroken en ik heb dus alle tijd om bij te komen van de korte en lange duurloopjes die het schema mij opdraagt. En, mooier nog: ik heb ook ruimschoots de gelegenheid om die duurloopjes en intervaltrainingen uit te voeren – als ik tenminste niet geveld wordt door een zonnesteek of hoogtevrees. (Of de tent op- of af moet breken, excursies maken, zwemmen, drinken, tennissen, pingpongen, kletsen – dat soort dingen.)

 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu