Voldaan (21 september 2014) - Wietske Dijkstra - auteur

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Voldaan (21 september 2014)

Het állerleukste van zo’n DamtotDamloop is toch erná. Niet direct na afloop, als je benen na het passeren van de finish zodanig heen en weer zwabberen dat je dreigt om te vallen, waardoor een paar andere loopster bezorgd naar je kijken en vragen: “Gaat het?” (Alle lopers waren vooraf met nadruk gevraagd om op elkaar te letten.)

Nee, wat langer erna. Nu bijvoorbeeld. Weer thuis, lekker zitten aan tafel, kopje thee erbij, wat snoepen en te veel adrenaline om moeheid te voelen. Een goed moment voor een terugblik op de dag.

In Den Bosch stond vanmorgen slechts een enkeling in trainingskledij en op hardloopschoenen op het perron, maar vanaf Utrecht zag ik er verschillende in mijn compartiment en zaten er zelfs twee náást me. En niet de minsten. “Nee, ik ga niet voor een tijd. Ik loop met collega’s, tien kilometer per uur of zo”, verontschuldigde de mannelijke helft zich. “Oh, van zo’n langzaam tempo zou ik moe worden” zei de dame die even later met veel dédain sprak over ‘wandelaars’ die je vaak aan het begin tegenkomt (van die mensen die nóg zachter dan tien kilometer per uur lopen, vulde ik in.) Ik zuchtte onhoorbaar en dacht: tien kilometer per uur over 16,1 km is voor mij een waanzinnig goede tijd.

Op Amsterdam Centraal leek het publiek dat zich naar de volle roltrappen perste, bijna uitsluitend uit hardlopers te bestaan. Beneden in de centrale hal waren ze her en der bezig hun startnummers op te spelden. Buiten overstemde het geluid van een cirkelende helikopter alle zintuigen.

In het naastgelegen Ibishotel ontdekte ik dat mintgroen knalviesgeel is. Het hele zaaltje stond al vol met vrouwen - en een enkele man - in die felgele MamaCashT-shirts. Haastig – mijn sneltrein was vanaf Utrecht onaangekondigd in een stoptrein veranderd en twintig minuten later aangekomen – kleedde ik me om en was nog net op tijd voor de speech van en groepsfoto met MamaCashambassadeur Angela Groothuizen.

Tijdens de wandeling naar de start vroeg ik een medeloopster of het geld inzamelen een beetje gelukt was. “Ja best” zei ze. En bij jou? “Ook best, ik stond tweede”, verwijzend naar de top tien van MamaCashloopsters die het meeste geld hadden ingezameld. “Ik eerste” zei ze, en ik wist direct hoe ze heette. Want ik had met enige spijt gezien dat mijn naam, die in de nieuwsbrieven lange tijd met het hoogste bedrag bovenaan stond (eindtotaal 700 euro!, nogmaals dank sponsors!), de laatste weken was vervangen door de hare (960 euro!). Hoe ze dat voor elkaar had gekregen? “Ik werk in een café. Mijn baas heeft een paar flessen sterke drank gesponsord waarvan ik glaasjes voor Mama Cash mocht verkopen.”

Op een podiumpje voor ons startvak stond, volgens de speaker, Annemarie Thomas – toen ik het wist, zag ik het ook wel. Ze liet ons klappen, huppelen en dribbelen op de plaats. Daarna gingen de hekken open en wandelden we naar het beginpunt op de Prins Hendrikkade. Precies drie uur en 31 minuten nadat de professionele lopers die dag waren vertrokken, gaf Angela Groothuizen ons het startschot.

Een percussieband bij de start, dito swingende trommelaars bij de ingang van de IJtunnel. En dat ging zo maar door, de hele weg lang waren er bands, muziekwagens, muziekcafé’s of particuliere aanwonenden die de boxen goed open hadden gezet. En als het even wat rustiger was, stond er weer een groepje kinderen heel schattig te roepen: “yell, yell, yell, jullie halen het wel”.

Bij het tweekilometerpunt gaf de tijdklok drie uur, 41 minuten en nog wat aan. Tien minuten over twee kilometer – ik had me zó voorgenomen om langzaam te starten! Expres geen horloge aan, niks, alleen goed luisteren naar mijn lichaam. Maar al die muziek, die gezellige afleiding van spuitende tuinslangen, bekertjes water, het inhalen van tragere lopers (jaha!): daar was niet tegenaan te luisteren. Bovendien voelde ik me na vier kilometer nog prima. En probeerde ik me bij zes kilometer alvast voor te bereiden op die martelende kilometers tussen de achtste en de twaalfde, terwijl ik ondertussen met smart uitkeek naar het acht kilometerbordje. Helaas bleken mijn vermoeide benen ná de twaalfde kilometer geen extraatjes te bevatten voor ‘de laatste kilometers’. Muziek. Een kartonnen bordje met daarop geschreven Feyenoord – Ajax 0-1, omhooggehouden door een trots kijkende vrouw. Weer een waterpost; de eerste huizen van Zaandam. “Nog maar één kilometer” riep één van de mannen die met glaasjes bier in de hand op de stoep stonden. De gedachte om gewoon te stoppen en lekker te gaan zitten, een gedachte die sinds de zevende kilometer met regelmaat door mijn hoofd was geschoten, drong zich nu wel heel pregnant op.

Weer een bocht, bogen over de weg. Was dat in de verte de finish? Nee, een oversteekplaats. Daar dan? Staat er finish op? Nee! Dáár? Dáár? Daar! Ik stopte met rennen óp de streep. De klok schreef vijf uur, 7 minuten en 15 seconden. Dat is, omgerekend: één uur, 36 minuten en 15 seconden. Iets sneller dan tien kilometer per uur gemiddeld. Ik ben, terug thuis, zéér voldaan.

 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu