Woede en opluchting - Wietske Dijkstra - auteur

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Woede en opluchting

Donderdag 30 september

Afgelopen vrijdag een afspraak met mijn leuke chirurg. "Met Frederiek", zei Walter verheugd. We praatten over hoe de chemo me was vergaan en daarna volgde een lichamelijk onderzoek. In mijn linkeroksel (de kant waar ik niet geopereerd ben) bleef ze langer voelen. Een gezwollen kliertje. "Doet het pijn?", vroeg ze. "Nee", zei ik. "Maakt dat iets uit?" vroegen we. "Nee, eigenlijk niet." "Ze heeft ook een ontstoken vat in die arm" gaf Walter een mogelijke verklaring. "Dat zou de oorzaak kunnen zijn", beaamde onze chirurg. "Maar ik wil het toch laten onderzoeken via een echo en eventueel een punctie."

Dat onderzoek kon niet meer diezelfde dag gepland, helaas. Sterker nog, het kon pas vandaag (bijna een week later).

Genoeg tijd om ons vreselijk veel zorgen en - dat gold voor mij - ook vreselijk kwaad te maken. Woede voor het geval dat het kliertje inderdaad vol met kanker zou zitten. 'Dan heb ik - verdomme - zes van die afgrijselijke chemo's gehad en dan zouden die allemaal voor niets geweest zijn!' Heel erg pissig werd ik van de gedachte aan die ziekmakende behandelingen, die achteraf bezien, volkomen nutteloos zijn geweest. 'Hadden ze me dat vooraf niet kunnen vertellen!' dacht ik boos. ‘Pff’, verzuchtte ik in stilte, ‘het is nog maar de vraag of ik sterf met haar op mijn hoofd’.

"Erop of eronder", dacht ik vanmorgen, toen ik met ontbloot bovenlijf op het onderzoeksbedje lag. De aardige echo-dokter onderzocht me eerst met haar handen. Ze voelde niets. "Maar dat zegt niets, want ik moet het zien" zei ze, terwijl ze het echocameraatje pakte (in vorm te vergelijken met een scheerapparaatje) en daarmee mijn oksel aftastte. "Ik vind het prima hoor, als u niets ziet", probeerde ik. Daar liet ze zich niet door afleiden. "Hier heb ik een klier van 3 millimeter", deed ze verslag van wat ze zag. "Er is pas iets aan de hand als ze groter zijn dan een centimeter." Ze streek weer heen en weer in mijn oksel. "Ik zie weinig klieren."
"Er moeten toch veel klieren zijn", zei ik. "Aan de rechterkant hebben ze er 26 weggehaald." "Ja, ja", zei de dokter, "maar ze zijn vaak heel klein. Hier heb ik er een van 2 millimeter." Met een klik op het scherm legde ze die vondst vast en toonde hem aan Walter, die vanaf mijn voeteneind meekeek op het scherm. "Hier heb ik er nog een van 4,4 millimeter." Het bleef weer even stil, terwijl het echocameraatje op en neer ging. "Hoe lang is het geleden dat de chirurg het heeft gevoeld. Bijna een week geleden? Dat zou kunnen. Als er een ontsteking is dan kunnen die klieren opzetten en dat kan met een dag of twee, drie weer helemaal weg zijn." "Nee", concludeerde ze resoluut. "Ik zie het niet. Het ziet er allemaal goed uit."

Zo licht als een veertje - opgelucht - kwam ik weer van de onderzoekstafel af. "Het is wel weer een fles champagne waard" zei Walter toen we blij en vrolijk het ziekenhuis uitliepen. Floor sprong me vanmiddag juichend in de armen, toen ik haar het goede nieuws vertelde.
Voor mezelf geldt dat ik met hernieuwde motivatie komende dinsdag mijn eerste bestraling onderga.

 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu